14-08-2010

Het syndroom van Maak!

Deze keer geen eigen werk, maar een 'vergeten' formidabele column van prof. dr. René Tissen (Nyenrode Business Universiteit) zoals gepubliceerd door Eiffel in 2006, maar nog steeds actueel.

Column van prof. dr. René Tissen
Nyenrode Business Universiteit 

Het syndroom van Maak!
Ieder geeft op eigen wijze invulling aan zijn of haar leven. Niet iedereen is even actief. Sommigen willen nu eenmaal meer bereiken dan anderen, maar met zijn allen zijn wij druk doende om er wat van te maken. Ik ken in ieder geval niemand die ’s morgens naar zijn werk gaat met de bedoeling om er een zooitje van te maken. Zelfs president Bush niet. Sterker nog, de meeste mensen hebben het liefst hun tuintje goed op orde. ‘Maak af waar je aan begonnen bent’, ‘Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kunt doen’, enzovoort. Het rijtje kan naar believen worden uitgebreid. Niets doen, vinden wij meestal eng. Iedereen klaagt weliswaar over te weinig tijd en over stress, maar o wee als we van het een – tijd - teveel hebben en het ander te weinig -stress. Dan slaat de grote leegte toe… 


Wat vroeger gewoon was, namelijk tijd en ruimte om niets te doen, terwijl er toch altijd wel wat te doen was, wordt tegenwoordig als een luxe gezien. Het is een luxe die slechts een welgestelde enkeling zich kan veroorloven. Die zijn dan ook volgens ons stuk voor stuk ongelukkig, maar hebben een mooie manier gevonden om dat te verbloemen. De dreiging van leegte heeft ook tot gevolg dat wij niet meer in staat zijn om dingen te laten ontstaan. Wij kunnen niet meer loslaten en afwachten totdat iets – als het ware vanzelf- tot resultaat komt. Wij moeten er ons bijna dwangmatig mee bemoeien, want stel je voor dat het allemaal anders uitpakt dan ons voor ogen staat. 

Was het nog niet zo lang geleden heel gewoon om zaken op hun beloop te laten - ‘het komt wel goed’ - , tegenwoordig is dat ondenkbaar. Al was het alleen maar om redenen van (formele) aansprakelijkheid. Bij het geringste foutje word je genadeloos afgerekend. Vertrouwen heeft plaatsgemaakt voor wantrouwen. Het maakbaarheidsdenken heeft overtuigend gewonnen van het ontstaanbaarheidsdenken. Met als gevolg dat wij alleen nog maar in resultaten kunnen denken en niet in de context waarbinnen die resultaten moeten c.q. kunnen worden bereikt. Het één hoeft weliswaar het ander niet uit te sluiten, maar wij kijken liever naar een deel van de werkelijkheid - het resultaat - dan naar de gehele realiteit van verwarrende en tegenstrijdige inzichten, opvattingen en ontwikkelingen - de context. En daar zit ‘em de kneep. 

Wij zijn doelgerichte pragmatici geworden die ons oog uitsluitend op de eindstreep hebben gericht, zonder dat wij het belang en de waarde inzien van de juiste randvoorwaarden en condities. De condities moeten zich maar schikken naar hetgeen ons voor ogen staat. En als de werkelijkheid zich ineens niet aan onze doelen aanpast, dan ontkennen wij die werkelijkheid het liefst of leggen wij de schuld bij een ander. Het leven als een allesoverheersende militaire marsroute dringt zich op. Vooral voor managers is deze werkelijkheid dagelijkse realiteit geworden. Zij behoren tot de uitverkorenen die hoe dan ook resultaten moeten bereiken, want aan hen hebben wij ons lot verbonden. De eerste CEO die het in zijn hoofd haalt om het maakbaarheidsdenken ook maar enigszins te nuanceren wordt snel en doelgericht uit zijn of haar functie verwijderd. Het ‘van de beurs’ halen van een onderneming wordt vanuit dit perspectief gezien, met grote argwaan bekeken. Want we wijten dat aan een gebrek aan ambitie. We verwijten hen dat zelfs. De andere kant willen we niet horen. 

Ambitie is het toverwoord voor hedendaags succes geworden, niet de omgeving waarbinnen die ambitie – het elixer - gerealiseerd kan en moet worden. Dat is voor softies. Daarom gaan managers ook altijd voor de harde innovatie, als ze al voor innovatie gaan, en niet voor zachte innovatie. Want harde innovatie draagt in ieder geval de illusie van maakbaarheid in zich en dat is beter dan de vage belofte van sociale innovatie. Sociale innovatie laten we liever over aan de politiek, want daar zijn per slot van rekening politici voor, nietwaar? Gemakshalve vergeten we dan maar even dat diezelfde politici ook managers zijn geworden en ook de maakbaarheidsgedachte tot afgod hebben verheven. De ene politicus na de andere rolt over ons heen met nieuwe initiatieven om Nederland snel en doelgericht op orde te krijgen. Van enige vrijheid - van enige ontstaanbaarheid - is in dit land allang geen sprake meer. Niets mag meer aan het toeval worden overgelaten, niets mag meer voor een verrassing zorgen. Want de kiezers rekenen je er keihard op af en dat kan aftreden betekenen. 

Maar ja, door dat maakbaarheidsdenken is sociale innovatie feitelijk onmogelijk geworden. Want die gedijt alleen in een cultuur van sociale cohesie, en dat is een cultuur van mensen in organisaties en in landen die weten én aanvoelen waarom zij een menselijk geheel met elkaar (willen) vormen. Die weten wat hen onderling (ver-bindt en die weten dat er maar twee criteria zijn voor écht succes: begrip en vertrouwen. En die daarom ook weten dat resultaten alleen bereikt kunnen worden in - en met behulp van - de juiste (sociale) randvoorwaarden en condities. Jammer is alleen dat die zich nou net niet resultaatgericht laten afdwingen. Daarvoor moet gezaaid worden, zonder dat de oogst op voorhand vaststaat en zonder dat de oplossing ligt in het kopen van zaaigoed.
 
Het syndroom van Maak! heeft ervoor gezorgd dat we geen weg meer uit deze impasse weten te vinden. Ons denken staat het niet meer toe en daarmee zijn we op een doodlopende weg gekomen. Wij zijn in weerwil van de bedoelingen eigenlijk een beetje totalitair geworden en dat is beangstigend. Is er nog hoop? Jazeker, maar niet langs enkelvoudige, voor de hand liggende weg. Met ‘simpeldenken’ komen we er niet. Wel langs onorthodoxe weg en die is soms verrassend. 
 
De oplossing ligt in de vergrijzing. Daar ligt dus niet - zoals vele boze tongen beweren - het probleem. Nederland wordt ouder en dat is onze redding, niet onze ondergang. Want op latere leeftijd, zo rond de vijftig, beginnen we – gelukkig maar - de relativiteit der dingen in te zien. We beginnen (meer) waarde te hechten aan de juiste sociale condities en randvoorwaarden. Individualiteit maakt plaats voor gemeenschapszin. Zelfs de meest individualistische diehard krijgt op latere leeftijd sociale behoeftes. De openheid van denken (aan en over anderen) die dat veelal met zich meebrengt, biedt een mooie, maar nog onontgonnen kans op toekomstige welvaart. Mooier kunnen wij het ons niet wensen. Want we geven er jongeren een krachtige basis mee, een basis die het hen mogelijk maakt om hun weg in deze wereld te kunnen vinden, zonder dat ze bang hoeven te zijn voor het ravijn van de leegte. Het biedt hen een springplank om resultaatgericht te kunnen werken en om hun eigen stempel op arbeid en op de samenleving te kunnen drukken. Voor ouderen is het een mooie klus om resultaat te kunnen bereiken. Voor het nageslacht en niet voor henzelf.

Bron

Andere columns van René Tissen:
- Organisaties of organiseringen, sociaal innoveren in de praktijk 
- Kredietcrisis tast sociale binding aan