De AOW die in 1957 werd geïntroduceerd en ons grootste sociale gedachtegoed is, staat ter discussie.
Bij onveranderd beleid ontwikkelen de AOW-kosten zich van 5% tot 9% van het BBP in 2040.
Ieder paar werkende Nederlanders onderhoudt tegen die tijd één gepensioneerde Nederlander, die dan al of niet in het buitenland woont.
De kredietcrisis zet de zaak op scherp.Politieke partijen, vakbonden en werkgevers gaan met elkaar in gevecht, maar waarover?
Vergrijzing
Nederland vergrijst en het aantal AOW-ers ontwikkelt zich (bij ongewijzigd beleid) als volgt:
Ouderdomsverzekering
Sinds de introductie van de AOW in 1957 staat in de wettekst de volgende definitie:
Nu is 'ouderdom' een relatief begrip. Toen in 1957 de AOW werd ingevoerd, vond men een 65-jarige blijkbaar 'oud'. Tegenwoordig, zo blijkt uit een onderzoek van Veldkamp uit 2004, vinden we pas iemand van tussen de 70 en 80 jaar oud. Momenteel is, net als in 1957, zo'n 9% van de bevolking ouder dan 72 jaar. Blijkbaar vinden we dus dat ruwweg de 9% oudsten in onze samenleving ook daadwerkelijk 'oud' is.
Het vervelende is echter dat we vergeten zijn de wet conform de bedoeling uit te voeren. We hebben aan het begrip 'ouderdom' steeds de waarde '65 jaar' toegekend. Het gevolg is dat het percentage AOW-ers is toegenomen van 9% in 1957 tot 15% van de Nederlandse bevolking eind 2008.
We kunnen dus inmiddels eigenlijk beter spreken van de ASW, de Algemene Senioren Wet, in plaats van de AOW.
Bij handhaving van de huidige AOW-Pensioenleeftijd van 65 jaar zal in 2040 zo'n 25% van de bevolking uit uit AOW-ers bestaan.
We kunnen tegen die tijd dan beter spreken van de Algemene Midlife Wet, de AMW.
De zogenaamde grijze druk (aantal 65+ / aantal werkenden), die nu ongeveer 24% is tegen die tijd opgelopen tot 51%. Concreet betekent dit dat elk paar werkende Nederlanders in 2040 een andere Nederlander moet onderhouden!
De wettelijk 'bedoelde' AOW Pensioenleeftijd
Had de pensioenleeftijd wel gelijke tred gehouden met het begrip ouderdom (criterium: de oudste 9% van de bevolking) dan zou de pensioenleeftijd ultimo 2008 inmiddels 72 jaar zijn.
Voor de toekomst, in 2040, zou dit '9% ouderomscriterium' zelfs een pensioenleeftijd van 79 jaar betekenen!
Ontwikkeling pensioenleeftijd
Als de AOW was uitgevoerd op basis van de definitie dat 'ouderdom' betekent dat een constant percentage AOW-ers van 9% (niveau jaar 1957) of 15% (niveau jaar 2008) van de bevolking 'oud' is en derhalve in aanmerking komt voor AOW, dan zou de pensioenleeftijd zich als volgt hebben ontwikkeld:
Ontwikkeling pensioenleeftijd bij constant % AOW-ers
Bij onveranderd beleid ontwikkelen de AOW-kosten zich van 5% tot 9% van het BBP in 2040.
Ieder paar werkende Nederlanders onderhoudt tegen die tijd één gepensioneerde Nederlander, die dan al of niet in het buitenland woont.
De kredietcrisis zet de zaak op scherp.Politieke partijen, vakbonden en werkgevers gaan met elkaar in gevecht, maar waarover?
Vergrijzing
Nederland vergrijst en het aantal AOW-ers ontwikkelt zich (bij ongewijzigd beleid) als volgt:
AOW-ers | ||
Jaar | Aantal | Als % van de bevolking NL |
1957 | 0,9 mln | 9% |
2008 | 2,4 mln | 15% |
2040 | 4,5 mln | 26% |
Ouderdomsverzekering
Sinds de introductie van de AOW in 1957 staat in de wettekst de volgende definitie:
Een verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom
Nu is 'ouderdom' een relatief begrip. Toen in 1957 de AOW werd ingevoerd, vond men een 65-jarige blijkbaar 'oud'. Tegenwoordig, zo blijkt uit een onderzoek van Veldkamp uit 2004, vinden we pas iemand van tussen de 70 en 80 jaar oud. Momenteel is, net als in 1957, zo'n 9% van de bevolking ouder dan 72 jaar. Blijkbaar vinden we dus dat ruwweg de 9% oudsten in onze samenleving ook daadwerkelijk 'oud' is.
Het vervelende is echter dat we vergeten zijn de wet conform de bedoeling uit te voeren. We hebben aan het begrip 'ouderdom' steeds de waarde '65 jaar' toegekend. Het gevolg is dat het percentage AOW-ers is toegenomen van 9% in 1957 tot 15% van de Nederlandse bevolking eind 2008.
We kunnen dus inmiddels eigenlijk beter spreken van de ASW, de Algemene Senioren Wet, in plaats van de AOW.
Bij handhaving van de huidige AOW-Pensioenleeftijd van 65 jaar zal in 2040 zo'n 25% van de bevolking uit uit AOW-ers bestaan.
We kunnen tegen die tijd dan beter spreken van de Algemene Midlife Wet, de AMW.
De zogenaamde grijze druk (aantal 65+ / aantal werkenden), die nu ongeveer 24% is tegen die tijd opgelopen tot 51%. Concreet betekent dit dat elk paar werkende Nederlanders in 2040 een andere Nederlander moet onderhouden!
De wettelijk 'bedoelde' AOW Pensioenleeftijd
Had de pensioenleeftijd wel gelijke tred gehouden met het begrip ouderdom (criterium: de oudste 9% van de bevolking) dan zou de pensioenleeftijd ultimo 2008 inmiddels 72 jaar zijn.
Voor de toekomst, in 2040, zou dit '9% ouderomscriterium' zelfs een pensioenleeftijd van 79 jaar betekenen!
Ontwikkeling pensioenleeftijd
Als de AOW was uitgevoerd op basis van de definitie dat 'ouderdom' betekent dat een constant percentage AOW-ers van 9% (niveau jaar 1957) of 15% (niveau jaar 2008) van de bevolking 'oud' is en derhalve in aanmerking komt voor AOW, dan zou de pensioenleeftijd zich als volgt hebben ontwikkeld:
Ontwikkeling pensioenleeftijd bij constant % AOW-ers
AOW-ers als % Totale bevolking | ||
Jaar | 9% | 15% |
1957 | 65 | |
2008 2018 | 72 74 | 65 68 |
2040 | 79 | 74 |
Zelfs handhaving van het huidige percentage van 15% AOW-ers naar de toekomst, zou betekenen dat de pensioenleeftijd in 2040 toch altijd nog op 74 jaar gesteld zou moeten worden.
Het mag duidelijk zijn dat met dit perspectief alternatieve oplossingen nauwelijks zin hebben en een discussie of de pensioenleeftijd al of niet naar 67 jaar moet een non-discussie is.
De werkelijke discussie moet gaan over "Wat is oud?" en dat is noch 65 jaar noch 67 jaar, maar eerder ergens in de zeventig.
De pensioenleeftijd moet dan ook zo snel als mogelijk naar minimaal leeftijd 74.
Voor liefhebbers van alternatieven, toch nog maar even de zaken op een rijtje:
Alternatieven
In principe zijn er 4 alternatieve scenario's om de AOW aan te passen:
Scenario | Actie | Consequentie |
1. Beperken | AOW wordt bijstandsvoorziening op termijn | Einde AOW |
2. Uitstellen | Doet pijn, maar dwingt tot handelen/nadenken | AOW blijft & niet duurder |
3. Financieren | Lost niets op, legt onnodige belastingdruk | AOW duurder |
4. Dynamiseren | (Donner 65-70 Plan), Lost niets op, Complexer | AOW duurder |
Wil de AOW blijven waarvoor zij bedoeld is, een basisvoorziening voor 'ouderen', dan is uitstellen, d.w.z. de pensioenleeftijd verhogen, de enige echte oplossing en zal de AOW-pensioenleeftijd dus met rasse schreden omhoog gebracht moeten worden.
De enige echte oplossing
Indien we het huidige relatieve aandeel AOW-ers van 15% als uitgangspunt voor de toekomst nemen, betekent dit in ieder geval dat - in afwachting van verdere ontwikkelingen - de komende 10 jaar de AOW-pensioenleeftijd ieder kalenderjaar met 3 à 4 maanden maanden moet worden verhoogd. Een pijnlijk, noodzakelijk, maar eenvoudig besluit.
Voordeel van dit besluit is dat:
- de AOW lasten relatief gezien niet toe zullen nemen
- de AOW - ook voor toekomstige generaties - financierbaar blijft
- Elke Nederlander precies weet wat zijn pensioendatum is en blijft
- De AOW-discussie de komende 10 jaar gesloten kan worden
- De AOW qua niveau gehandhaafd blijft
Conclusies
- Stop met het beperken, (her)financieren en dynamiseren van de AOW.
- Hou de AOW in stand zoals hij oorspronkelijk bedoeld is:
Voor 'Ouderen' - Verhoog door de AOW-leeftijd ieder jaar met 4 maanden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten